Tweede kamerverkiezingen: Dit zeggen de partijen over kunst- en cultuurbeleid
Op woensdag 29 oktober 2025 gaan we naar de stembus voor de Tweede Kamerverkiezingen. Wat zeggen de partijen over kunst- en cultuurbeleid? Dat hebben wij voor jou op een rijtje gezet. We hebben gekeken naar de positie van makers (fair pay, bestaanszekerheid, eerlijke arbeidsvoorwaarden), de mate van investering (meer geld, zekerheid en structurele steun), inclusie (diversiteit en spreiding) en naar wat partijen zeggen over cultuur als publieke waarde.
We willen je van harte aanmoedigen om jouw stem te laten tellen, ga dus op 29 oktober naar de stembus!
GroenLinks–PvdA: Kunst en cultuur staan hoog op de agenda bij GroenLinks-PvdA; structurele (her)investeringen, verlaagde drempels voor culturele voorzieningen en expliciete aandacht voor makers: eerlijke beloning, bestaanszekerheid en cultuureducatie op scholen. Muziek wordt beschouwd als integraal onderdeel van cultuureducatie en lokaal cultuurbeleid. De partij wil extra steun voor amateurkunst, participatie, inclusiviteit van diverse culturen, talentontwikkeling, muziekverenigingen en kleine productiehuizen. Subsidies moeten zoveel mogelijk direct terechtkomen bij makers. GroenLinks-PvdA zet in op bestaanszekerheid: in een beschaafd land leven kunstenaars niet in armoede, fair pay voor makers is een speerpunt. Ook willen ze dat er geen winst wordt gemaakt op doorverkoop van tickets en leggen ze variabele ticketprijzen aan banden. De partij heeft aandacht voor de gevolgen van generatieve AI op het auteursrecht van makers.
D66: D66 profileert cultuur expliciet als publieke waarde en pleit voor brede toegang, een sterke basis voor makers en extra investeringen in muziekonderwijs. Ze willen langdurig en extra investeren in de sector, minder regels en meer zekerheid voor makers, waarbij de vaak kwetsbare machtsverhoudingen in de sector worden genoemd en de noodzaak tot beschermen tegen verdienmodellen van grote techbedrijven. Er is nadruk op eerlijke beloning voor makers en toezicht op werkomstandigheden.
SP: De SP ziet cultuur als publieke basis en pleit concreet voor eerlijke betaling en sociale zekerheid voor makers. Ze ondersteunen de vorming van nationale investeringsfondsen voor muziek en cultuur, en benadrukken brede toegang en muziekonderwijs. De SP formuleert relatief directe maatregelen om de bestaanszekerheid voor artiesten te verbeteren. Ze kiezen voor minder markt en pleiten voor minimumtarieven, eerlijke betaling en een fonds voor kunstenaars en muzikanten. Ook eerlijkere ticketprijzen zonder woekerwinsten krijgen aandacht.
PvdD: De Partij voor de Dieren ziet cultuur als fundament van de democratie en wil de sector ruimte geven om kritisch en vernieuwend te zijn. Ze willen alles op alles zetten om de bestaanszekerheid te garanderen voor uitvoerende en docerende kunst- en cultuurbeoefenaars en willen meer geld naar de cultuursector, met aandacht voor inclusie en diversiteit. Makers moeten worden beschermd tegen AI. De Raad voor Cultuur zou meer aandacht moeten besteden aan alle muziekstijlen.
Volt: Volt benadrukt Europese samenwerking en innovatie; het programma bevat plannen voor modernisering en investeringen in (digitale) creativiteit en onderwijs (inclusief cultuuronderdelen). Volt zet in op innovatievriendelijk beleid dat kansen biedt voor makers en creatieve ondernemers. Ze willen dat BIS-instellingen collectieve tariefafspraken maken voor werknemers en zzp'ers. Ook is er aandacht voor diversiteitscriteria bij subsidietoekenning.
ChristenUnie: De ChristenUnie richt zich op cultuur als maatschappelijk goed, stimuleert lokale initiatieven (o.a. koren, muziekscholen, gemeenschapsmuziek) en aandacht voor cultuureducatie in scholen. Het programma benadrukt maatschappelijke participatie en behoud van erfgoed. Makerspositie en AI-vraagstukken krijgen vooral een meer algemene en conservatieve benadering (bescherming van cultuur, steun aan lokale praktijken, "cultuur in de buurt).
CDA: Het CDA pleit voor een brede regionale verdeling van cultuurmiddelen, met focus op zowel kleine lokale partijen als grote instellingen. Ze willen het Rijksgesubsidieerde bestel hervormen door kleine culturele basisinfrastructuurinstellingen (BIS) en fondsen samen te voegen, met regionale afdelingen. De duur van cultuurplannen wordt verlengd naar acht jaar om regeldruk te verminderen. Er is speciale aandacht voor 5 mei-festivals en regionale feesten. Hoewel er geen expliciete vermelding is van investeringen of bezuinigingen, suggereert de nadruk op regionale cultuurparticipatie en lokale amateurverenigingen een verschuiving van middelen naar de regio's.
NSC: NSC ziet cultuur als een essentieel onderdeel van de samenleving en gemeenschapsvorming, met nadruk op toegankelijkheid, identiteit en regionale spreiding. Ze willen dat cultuurvoorzieningen niet alleen in de Randstad, maar in alle regio's goed bereikbaar zijn en steun krijgen. Subsidiebeleid moet transparant zijn en gericht op maatschappelijke waarde. Voor muziek betekent dat meer aandacht voor lokale muziekscholen, verenigingen en orkesten als plekken waar mensen samenkomen en jong talent zich ontwikkelt. De partij benadrukt het belang van onderwijs, waarin muziek en kunst een rol spelen voor persoonlijke ontwikkeling en sociale samenhang. Cultuur moet vooral bijdragen aan gemeenschapszin en gedeelde waarden.
BBB: De BBB legt de nadruk op cultuur in de regio, met speciale aandacht voor Hollandse tradities zoals carnaval en lokale muziekverenigingen. Ze willen het culturele subsidiestelsel (BIS) hervormen en versoberen, waarbij projecten met onvoldoende publiek minder subsidie ontvangen. Daarnaast beoogt de partij dat minstens 50% van het cultuurbudget naar buiten de grote steden gaat, met eenvoudige subsidieregelingen voor kleine verenigingen en lokale makers. BBB richt zich op het versterken van cultuur buiten de Randstad.
JA21: JA21 benadrukt behoud van tradities, erfgoed en lokale cultuur, met name via vrijwilligersverenigingen en gemeenten. Ze pleiten voor subsidiëring van (immaterieel) erfgoed en behoud van streekcultuur, maar ook voor terughoudendheid met kunstsubsidies en willen significant bezuinigen op cultuur: cultuur moet ondersteund worden waar het "meerwaarde" heeft, maar JA21 wil geen generieke kunstsubsidies over de hele linie. Ze vinden dat de sector al decennialang vanuit een "links ideologische tunnelvisie" naar de samenleving kijkt en pleiten voor een pluriform cultuurklimaat met meer aandacht voor Nederlandse tradities. JA21 wil meer particulier en commercieel initiatief stimuleren.
SGP: De SGP vindt kunst en cultuur belangrijk, vooral als uiting van erfgoed, monumentenzorg en openbare cultuur. Hun uitgangspunt is dat de overheid – hoewel betrokken – niet de primaire financieringsbron zou moeten zijn; instellingen en verenigingen dienen zelf ook eigen inkomsten te genereren.
VVD: De VVD richt zich op ondernemerschap in de cultuursector, met nadruk op artistiek ondernemerschap en samenwerking met marktpartijen, en een versobering van subsidies. Ze willen de regeldruk verminderen, bijvoorbeeld bij vergunningsaanvragen en subsidieaanvragen. De partij ondersteunt volkscultuur, zoals carnaval en kermissen, en wil deze een volwaardig onderdeel maken van het vaste culturele subsidielandschap (BIS). Ze willen de subsidietermijn van de BIS van vier naar acht jaar verlengen om regeldruk te verminderen. De VVD ziet digitalisering vooral als de kansen.
DENK: DENK pleit voor een divers, herkenbaar en breed cultuuraanbod, vooral in gemeenten en wijken – laagdrempelig, toegankelijk voor mensen met verschillende achtergronden en met aandacht voor multiculturele festivals en lokaal aanbod. Subsidies worden kritisch bekeken: instellingen die subsidie ontvangen moeten diversiteit als criterium hanteren, en zelffinanciering wordt gestimuleerd. Er is expliciete aandacht voor het bevorderen van cultuurparticipatie onder jongeren en bevolkingsgroepen met een lager inkomen – bijvoorbeeld via korting of betaalbare toegang, cultuurpassen voor jongeren, cultuur in de openbare ruimte enzovoorts. DENK ziet cultuureducatie/herkenning in onderwijs en omgeving als belangrijk voor gelijke kansen.
FvD: FvD legt in zijn cultuurvisie de nadruk op het behoud van erfgoed en de versterking van de Nederlandse identiteit via kunst, muziek en erfgoed. Cultuursubsidies moeten volgens de partij gericht zijn op het bevorderen van de klassieke en nationale tradities, niet op wat zij zien als "politiek gemotiveerde" of "activistische" kunst. Ze pleiten voor meer aandacht voor klassieke muziek en Nederlandse cultuurgeschiedenis in het onderwijs, met nadruk op muzikale vorming vanuit de westerse canon.
PVV: In de PVV-verkiezingsstukken is cultuur vooral ingekaderd door identiteit en prioritering van 'Nederlandse cultuur'. Focus ligt vooral op nationale identiteit. De PVV wil "stoppen met kunst- en cultuursubsidies" als algemene maatregel, hoewel behoud van cultureel erfgoed wel belangrijk gevonden wordt. Tradities, feestdagen, nationale identiteit en erfgoed worden gekoesterd.